Ontdek hier alle gedichten van de tentoonstelling 'Rodin, Meunier & Minne'.
WACHT MAAR
Auteur: Paul Bogaert - Gedicht voor volwassenen
Hoe alles verlopen is.
En hoe het nu verloopt.
Welzijn en veiligheid op het werk.
Het is bijna af.
Ik puur het uit. Denk mokerslag.
1. Welzijn. 1.1. Probleemstelling.
‘Daar hebben we hem weer’.
‘Op zijn vierkante meter’. ‘Hoe lang nog?’
‘Zijn houding’. ‘Zijn bittere epistels’.
‘Het zogenaamd voortschrijdend inzicht’.
‘Ach’. ‘Zo triest’.
Ik hoor u wel.
OPA DENKT NA
Auteur: Peter Mangel Schots - Gedicht voor jongeren
mijn opa denkt, ik zie het aan zijn houding
zijn kin die steun zoekt op een hand
ik kijk naar hem, hij wordt een jaartje ouder
zijn schouders buigen al een beetje naar de grond
waar denkt hij aan, wat zou er nu juist omgaan in zijn hoofd
zou het iets zijn van vroeger of las hij in de krant
een nieuwsbericht dat hem zo diep aan ‘t denken bracht
dat hij nu niks meer ziet en geen geluid meer hoort
of overweegt hij al wat hij vanavond eten zal
misschien laat hij straks even zijn gedachten los
dan gaan we samen fietsen of wandelen in het bos
trakteert hij met een ijsje, chocola of pannenkoek
mijn opa denkt wel vaker en zit dan heel erg stil
het lijkt alsof hij wil dat we niet dichter komen
daarbij sluit hij zijn ogen en lijkt hij wel te dromen
ik geloof dat ik het weet: dan denkt hij vast aan oma
STEENVRUCHT
Auteur: Herlinda Vekemans - Gedicht voor volwassenen
Zijn leven leek niet meer
dan een rimpeling
De armen slap en gelaten
binnen de lijnen van het lijf gelegd
Zijn lichaam licht in wit
en dun in doek geslonken
Het bleke vlees diep gekerfd
Zijn leven leek nu geheel
in de halve bolster van het graf
afgelegd en opgeborgen
IN EEN NOTENDOP
Auteur: Herlinda Vekemans - Gedicht voor jongeren
Dood ligt hij hier voor je
dun en slap als een vod
uitgeleefd en afgeschreven
Hij was geen koning
en geen tovenaar
toch bleef hij niet
in de donkere grot van het graf
hij vond de weg naar wie hem zocht
zo ligt hij meer dan 2000 jaar later
hier en nu ook weer voor jou
steendood en toch weer niet
MEVROUW
Auteur: Paul Bogaert - Gedicht voor jongeren
Mevrouw, is dat uw zoon?
Mevrouw?
Hij was sterk en slim en altijd
goedgezind. We zullen onderzoeken hoe
dit is kunnen gebeuren.
Mevrouw, herkent u iets? Is dat zijn kin?
Die knie misschien? Hij was hier
graag gezien door iedereen.
En helaas nu overleden.
Is het uw broer, mevrouw? Uw man? Dat daar
zijn zijn spulletjes, neem die zeker
mee naar huis. We zullen onderzoeken hoe
dit in de toekomst kan worden vermeden.
Dat kan ik u beloven.
Mevrouw?
Ze kan het niet geloven.
KLAARLICHTE DAG
Auteur: Paul Bogaert - Gedicht voor volwassenen
Niemand gaf mij hoop. Maar ik bleef
hopen tegen beter weten in.
Ik had nog zoveel valse hoop.
Tot nu. Mijn lieveling.
In akelig licht moet ik dit
gadeslaan. Maar ook in de nachtstand
krijg ik dit beeld van jou
niet weg. Mijn lieveling.
Dit vlot vaart nergens heen. In deze vreselijke
nabijheid is het
dat ik nabestaande word
en blijf. Mijn lieveling.
OMGEVEN
Auteur: Herlinda Vekemans - Gedicht voor volwassenen
De lucht opende de armen
alleen voor vogels en wolken
Er was geen afgrond
de bodem wist van geen wijken
De rivier bleef koud en stom
De zee wilde niemand zien
Er was geen
Er wilde niets
Er waren alleen de kinderen
SCHUILPLAATS
Auteur: Paul Bogaert - Gedicht voor jongeren
Mama, hij zal wel komen, hoor.
Je mag nu trager ademen. Hij kent alle wegen
hiernaartoe. Hij is nooit bang
voor de donder geweest.
Mama, ‘ocharme’, wat wil dat zeggen?
En wat betekent ‘uitzichtloos’?
Zijn het de mensen, mama, wil je niet
dat de mensen ons zien, jou zien huilen?
Misschien kwam hij iets gevaarlijks tegen.
Ik denk een put. Een tegenslag.
Ik denk dat ik hem ergens hoor schuilen.
EEN PAARD ALS IK
Auteur: Lieve Desmet – Gedicht voor jongeren
voor wie als een paard als ik
het slechte lotje heeft getrokken
voor wie geen weide kent geen geur van stro
geen dagje chillen met wat havervlokken
voor wie als een paard als ik
de kuil in moet, in het gareel door smalle gangen
voor wie steeds de klok op nacht en altijd bang
voor de kar van anderen wordt gespannen
voor wie als ik het grauwvuur heeft doorstaan
en voor wie achterblijft en op de blaren moet zitten
blijf ik de paria van de schone kunsten
in dit museum staan
zolang nog iemand als een paard als ik
OUD MIJNPAARD
Auteur: Lieve Desmet – Gedicht voor volwassenen
zie mij klein en kreupel staan
staar naar mijn versteende ogen
dring binnen in mijn droeve kop
aai me maar vergis je niet
de as van de kompanen brandt nog in mijn vacht
in mijn ontvleesde schouder lees je al hun namen
ik ben geen urne maar een sprekend graf
het smeult onder mijn manen
vergis je niet ik trek je gekooid door de schacht
schuif het zwart voor je ogen
jij delft het erts van vaders, zonen
ik ben het die jou ment
ZEGEN
Auteur: Lieve Desmet – Gedicht voor volwassenen
om je naakte lichaam uit mijn slijk te trekken
uit de knoop die ik om je hals heb gelegd
tors ik je en bezwijk
nu aarde je warmte steelt
kan ik ons niet meer staande houden
oh zacht vel dat ik bestreed
ik wil je ontbloot
mijn rib lenen, jouw geslacht erkennen
mijn gespannen dijen ruilen voor een schoot
hoor nog mijn laatste woord
je bent uit mij geboren
VADER
Auteur: Lieve Desmet – Gedicht voor jongeren
laat mijn jongenslichaam los
de zoon door jouw hand geschoren is niet meer
ik sleep het mes, verdween
de baard nog in de keel
ik moest buiten je bereik je maat breken
uit lijfsbehoud een lucifer aanstrijken
met de vonken van mijn hart
vader, houd een jas gereed
verzacht je greep
en kijk - door de scheuren in mijn broek
zie je me op eigen benen staan
BALZAC
Auteur: Peter Mangel Schots - Gedicht voor volwassenen
U vroeg me een dode.
Ik geef u een eeuwige.
U vroeg me een lijf naar de mode.
Ik geef u een tempel die scheefzakt
in kwabbige grondlagen, uitdijend middenrif,
keel vol brokken. Geen kleermaker, dokter
of minnaar ziet lichamen naakter dan ik.
U vroeg me een man die leeft in zijn hoofd.
Ik geef u een vent die de mouwen opstroopt,
zijn handen bespuwt en labeurt.
U vroeg me een monstre sacré.
Ik geef u een monnik, een playboy, een heer
en een slaaf, een ranzig bezwete estheet.
U vroeg me een schrijver.
Ik geef u een vechter, een strijder,
een bokser in zijn cape onderweg naar de ring.
DRIELING
Auteur: Peter Mangel Schots - Gedicht voor jongeren
wij zijn de drielingzussen
Lotte, Lente en Linde
bijna niemand kan tussen
ons verschillen vinden
alleen mama en papa
kennen ons uit elkaar
ze hebben daarvoor een trucje
en dat vinden wij wat raar
want we dragen alle drie
altijd dezelfde kleren
en we doen ook alle drie
hetzelfde met ons haar
nu wilden we het hen
echt eens moeilijk maken
en haalden uit de kleerkast
drie grote beddenlakens
we kropen in de lakens
en bogen dan ons hoofd
dat ze ons zo onderscheiden konden
hadden we nooit geloofd
maar al meteen zei mama
links staat Lotte, rechts staat Linde
en papa voegde eraan toe:
‘t is makkelijk, Lente in het midden
we vroegen hen hoe dat ze
dat nu eigenlijk konden zien
maar ze zeiden ons al lachend:
dat vertellen we lekker niet.
KLAAGVROUWEN
Auteur: Peter Mangel Schots - Gedicht voor volwassenen
Bij het graf waarrond wij ons begeven
staan de vrouwen die het van mij overnemen.
Ze rijzen op uit melk en as
en als ze aan hun borsten raken hoor ik
hun nagels breken. Geen geluid
is luid genoeg. Hun jammeren
klinkt afgemeten wreed. Voor de vorm
wordt Kleenex opgediept, volgens de regels
van de rouw mascara georkestreerd.
Het maakt hen transparant om dit te doen:
zich bekommeren om mijn leegte,
invullen wat ik ontduiken wil, de woorden
die ik niet kan spreken op hun borst in duigen slaan,
het moment van stilte kiezen
waarop alleen nog vogels kraaien en touwen schuren
tussen hout en grond.
Minuscule puzzelstukjes aarde leggen zij
weer op hun plaats.
BURGERS VAN CALAIS
Auteur: Peter Mangel Schots - Gedicht voor volwassenen
Laten we gaan. Deze ochtend
zal geen avond kennen. We hebben de overgave
rond onze nek gehangen, onze schoenen aan de honden
gelaten. We zijn niet dapper,
niet groots, niet zelfverzekerd, niet één
als een ordeloze vlucht meeuwen boven Calais.
Zie Eustache, de eerste die ons vuur inblies,
hoe de gulzige grond al aan zijn polsen trekt.
Maar hij gaat. Zie Jean, die de sleutels van de stad
draagt als zijn eerstgeborene. Zie Andrieu, hoe plotse
wanhoop hem met windkracht tien doet krommen
als een populier. En Jacques, kordaat, de eerste
stappen zet en niet meer denkt.
We gaan. De zomerzon vordert
ons blootshoofds op. Bazuinen. In onze mantels
schuilen duizend burgers. Maar wij zullen volstaan
als vreemd fruit dat in de bomen hangt,
als zaden in het zand om de stad opnieuw te voeden
met hun oogst. Wij volstaan.