Achter de schermen bij M: het museumdepot
Achter de schermen bij M: het museumdepot
Schatten in de kelder
De collectiestukken die je in M kan gaan bekijken, zijn hooguit een sneeuwvlokje op het topje van een ijsberg. In het depot worden nog tienduizenden andere kunstwerken bewaard. Maar waar is dat depot precies? Hoe ziet het eruit? En wat houdt ‘bewaren’ juist in? Diensthoofd collecties Marjan Debaene en depotbeheerder Benedicte Dierickx leggen uit.
Toen ik bij het museum begon, werd de collectie geraamd op 42.000 stukken. Niemand wist het precies.
Marjan: “Ik heb een haat-liefdeverhouding met het depot (lacht). In 2006 ben ik voor het museum beginnen te werken - toen heette het nog Stedelijk Museum Vander Kelen-Mertens. Mijn eerste taak was samen met collega’s en vrijwilligers het volledige patrimonium verhuizen, want de verbouwing en de restyling tot M kwam eraan. Ik heb in die maanden zowat alle objecten vastgehad, gefotografeerd en verpakt. Zo leer je de collectie wel kennen (lacht). Het depotbeheer was toen nog niet zoals het hoorde, want er werkte maar een klein team aan, met een heel beperkt budget. Dat leverde veel kopzorgen op, vandaar ook die haat-liefde - maar tegenwoordig is het toch vooral liefde, hoor! En gelukkig is het depotbeheer ook veel professioneler geworden in die 15 jaar. We hebben nu een voorbeeldfunctie in het veld.”
Benedicte: “In het nieuwe gebouw van M zitten drie moderne depotruimtes: één op niveau -2, één op niveau -3, en één die over de twee verdiepingen loopt. Die ruimte is acht meter hoog, en dat hebben we nodig - sommige van onze schilderijen zijn echt gigantisch. Ze kunnen niet eens in de lift, er is een katrolsysteem waarmee we ze naar boven kunnen hijsen.”
“We houden de drie ruimtes altijd tussen 18 en 22 graden Celsius, met een relatieve luchtvochtigheid van 45 à 55%. Omdat we heel diverse stukken bewaren, gaan we voor het optimale gemiddelde klimaat. Voor metaal hou je de luchtvochtigheid bijvoorbeeld best zo laag mogelijk, maar voor hout moet ze wat hoger zijn, anders krijg je barsten.”
“Erg kwetsbare stukken worden apart verpakt. Ons prentenkabinet zit bijvoorbeeld in zuurvrije dozen. Maar de beelden staan gewoon op rekken, dus niet in houten kratten of zo. De schilderijen hangen aan verrijdbare rekken, die normaal heel dicht bij elkaar staan. Maar je kan ze opzij rijden, zodat er een gangetje ontstaat en je bij de schilderijen kan.”
Blijven tellen
Marjan: “Toen ik bij het museum begon, werd de collectie geraamd op 42.000 stukken. Niemand wist het precies, het was een beredeneerde schatting. We hebben sindsdien heel fel ingezet op digitale collectieregistratie – op de computer, dus – en de teller staat nu op 53.000, iets meer zelfs. Ik denk dat we rond de 60.000 gaan eindigen.”
“We hebben nu twee vaste collectieregistratoren, die fulltime aan de inventarisatie werken. Voor sommige projecten komen daar los-vaste medewerkers bij: vrijwilligers, jobstudenten, stagiairs… Het prentenkabinet hebben we bijvoorbeeld zo aangepakt. Volgens ons huidige collectieplan zouden we rond 2030 klaar moeten zijn met de volledige registratie. Dan is het groot feest! En daarna kunnen we waarschijnlijk opnieuw beginnen aan te vullen (lacht).”
“Een goede registratie is enorm belangrijk, zeker als je, zoals M, regelmatig wisselende collectiepresentaties hebt. Hoe beter de stukken in de databank worden ingebracht, hoe makkelijker je ze kan opzoeken. Zelfs ik ken niet alle stukken uit de collectie. Ik ben er al 15 jaar mee bezig, en soms denk ik wel een keer: tiens, hebben wij dat?!”
“Ook belangrijk: met een goede registratie kunnen we onze collectie ontsluiten voor de buitenwereld. Onze databank is sinds kort cloud-based. Ze is niet publiek toegankelijk, maar we ontsluiten onze collectie wel digitaal via erfgoedplus.be. We willen binnenkort ook de collectie volledig doorzoekbaar online zetten. Want als niemand weet wat je hebt, gaan ze ook niet bij jou komen voor hun thesis of doctoraat.”
Een dag in het depot
Benedicte: “Registratie is een van mijn dagelijkse taken. En als collega’s of onderzoekers objecten willen zien, zet ik die voor ze klaar. Ik maak de stukken ook gereed voor tentoonstellingen of bruiklenen: afstoffen, reinigen, de conditie checken, naar de restaurateur sturen als dat nodig is…. Bij tentoonstellingen geef ik advies over hoe het stuk gemanipuleerd moet worden door de art handlers, hoe het opgesteld moet worden, welke materialen daarbij gebruikt mogen worden... En natuurlijk help ik bij de opbouw zelf.”
“Ik heb een bureau bij de afdeling Oude Kunst. Als ik met de computer moet werken, zit ik daar; als ik iets met de objecten zelf moet doen, ben ik in het depot. Veel mensen denken dat het een onprettige plek is, zo zonder daglicht. Maar ik vind het niet erg, hoor. Je komt wel eens boven om te eten. En je hebt er geen telefoonbereik (lacht).’’
“We proberen het zo te regelen dat alleen ik in het depot werk, zodat we het licht zo min mogelijk moeten aansteken – de meeste kunstwerken houden niet van licht. In de praktijk komen mijn collega’s van Oude Kunst en Hedendaagse Kunst ook wel vaak langs, om objecten te bekijken en te onderzoeken.”
Marjan: “In de museumwereld is onderzoek een ruim begrip. Registratie hoort er bijvoorbeeld ook bij. Je legt het object onder de loep: je zoekt uit wat het is, wie het gemaakt heeft, hoe lang het al in de collectie zit… Dat is het begin van alles.“
“Je hebt natuurlijk ook diepgaand kunsthistorisch onderzoek: studenten of wetenschappers die stukken komen bekijken voor een thesis, een artikel, een doctoraat…”
“En tegenwoordig gebeurt er ook veel technisch onderzoek. Met pigmentanalyse en beeldvormingstechnieken als infraroodreflectografie, röntgenstralen en CT-scans proberen we objecten te dateren, of meer te leren over de techniek van de kunstenaar. Dat levert vaak spectaculaire informatie op. Toen ‘De marteling van de heilige Erasmus’ van Dieric Bouts gerestaureerd werd, hebben we een heel grondig onderzoek laten uitvoeren. Daar hebben we bijvoorbeeld uit geleerd dat de mantel van Erasmus helemaal verkleurd is, van het oorspronkelijke blauw naar zwart nu.”
Allemaal beestjes
Benedicte: “Ik ben ook verantwoordelijk voor het IPM, integrated pest management: zorgen dat er geen insecten of schimmels binnenkomen. Over het hele museum staan insectenvalletjes. Om de twee maanden doe ik mijn ronde om te kijken of er nergens méér beestjes inzitten dan anders, en of er geen schadelijke soorten opgedoken zijn. Houtworm is het bekendst, dat zijn keverlarven die gangen maken in hout. Papiervisjes en zilvervisjes eten papier en cellulose. Motten kunnen gevaarlijk zijn voor textiel. En er is zelfs een beestje dat ‘museumkever’ heet: die eet tapijt en textiel. Als we een van die soorten tegenkomen, nemen we meteen maatregelen.”
“Gelukkig gebeurt dat heel zelden, dankzij alle preventiemaatregelen. Voor je het depot binnenkomt, moet je bijvoorbeeld over een stel matten lopen, zodat er geen stof meelift op je schoenen: dat trekt namelijk beestjes aan. Nieuwe objecten inspecteren we grondig voor ze het depot binnen mogen, en bij twijfel gaan ze in quarantaine. Houtwormen komen bijvoorbeeld pas na een paar weken uit, aan de buitenkant zie je daar niks van. Dus: houten objecten houden we een maand of zo opzij.”
“Een anoxiebehandeling kan ook: je stopt het object in een zak en haalt de zuurstof eruit. De insecten gaan dan dood. We doen dat vaak preventief met houten beelden. Sommige objecten kan je ook invriezen, textiel bijvoorbeeld. Of we huren een firma in voor warmtebehandeling: je houdt de vochtigheid op hetzelfde peil, maar laat de temperatuur stijgen. De beestjes kunnen daar niet tegen. Al onze meubels zijn zo behandeld.”
“Dat mensen geen eten of drinken in de zalen mogen binnenbrengen, is nog zo’n preventieve maatregel: we willen alles buitenhouden wat voedsel zou kunnen zijn voor beestjes. Idem met tassen en jassen. Natuurlijk is dat een antidiefstalmaatregel, maar het is ook bedoeld om de luchtvochtigheid op peil te houden. Die zou pijlsnel stijgen als alle bezoekers op een regendag zouden binnenkomen met een natte jas aan.”
Plaatsgebrek
Marjan: “Op dit moment is plaatsgebrek de grootste uitdaging in ons depot. Het is echt woekeren met ruimte. Abnormaal is dat niet, want collecties groeien aan − dat is ook de bedoeling. Maar je komt wel voor vervelende situaties te staan. Als een particulier bijvoorbeeld een groot aantal stukken wil schenken, dan moet je eerst de overweging maken: hebben we daar plaats voor? Kunnen we dat goed bewaren? Het is sneu als je om die reden dingen moet weigeren.”
“We bekijken daarom hoe we onze collectie nog efficiënter kunnen bewaren en we zijn ook op zoek naar extra opslagruimte. Erfgoedlabo Leuven − een samenwerking tussen 13 grote erfgoedspelers – probeert nu een gezamenlijk depot op poten te zetten. Maar dat is iets voor de lange termijn.”
En verder?
Marjan: “Conservatie is ook een belangrijke taak voor een museum. Elk materiaal heeft zijn eigen, specifieke problemen. Organische stoffen − hout, textiel, papier… − zijn het fragielst. Die zijn veel gevoeliger voor licht, vocht en temperatuurschommelingen. Metaal en steen hebben daar minder last van, maar dan moet je weer voor andere dingen uitkijken. Dat geeft veel kopzorgen, maar het is een deel van onze job. Wij moeten ervoor zorgen dat we de stukken aan onze opvolgers doorgeven in de staat waarin we ze gekregen hebben, of misschien zelfs iets beter. Dat ze nog eens een duw kunnen doen en er weer voor een jaar of honderd tegen kunnen.”
Wat zit er in de collectie Oude Kunst
Marjan Debaene is collectiebeheerder Oude Kunst bij M.
Marjan: “We hebben vooral een heel diverse collectie. Dat gaat van archeologische stukken uit de prehistorie tot schilderijen uit de 21ste eeuw. In alle mogelijke materialen: hout, steen, metaal, papier, textiel, brandglas, vaatwerk...“
“De kiem van de Leuvense stadscollectie is eind 18de eeuw gelegd met een soort historisch rariteitenkabinet. Na de Franse revolutie werd dat uitgebreid met kerkelijke kunst − veel religieuze instellingen zijn in die jaren gesloten of opgedoekt, en een deel van de kerkschatten werd toegewezen aan de gemeentes. In de 19de en vroege 20ste eeuw kwamen er veel schenkingen bij, vaak werk van kunstenaars die toen nog niet zo bekend waren, maar die later zijn uitgegroeid tot grote namen. We hebben bijvoorbeeld enkele atelierplaasters van Constantin Meunier. Die heeft in Leuven gewerkt, en die stukken zijn hier gebleven. Nu zijn die letterlijk onbetaalbaar.”
“In de loop van de 20ste eeuw hebben we ook veel langdurige bruiklenen uit kerken en kloosters gekregen. Dat gebeurde om veiligheidsredenen: die stukken zijn vaak kostbaar, en in een kerk inbreken was toen niet zo moeilijk. Wij bewaren ze, maar ze zijn nog altijd het eigendom van kerkfabrieken of ordes.”
“Onze belangrijkste deelcollecties zijn de late gotiek en de renaissance, vooral dan schilder- en beeldhouwkunst en brandglas. Maar we hebben ook interessante handschriften, boeken, meubels, edelsmeedwerk… En er zitten natuurlijk ook topstukken in andere deelcollecties.”
“Onze oudekunstverzameling is hoofdzakelijk lokaal. We hebben ook wel wat Nederlandse, Duitse en Franse kunstenaars, maar de focus ligt toch vooral op het oude hertogdom Brabant.”
“Als we nieuwe stukken kopen, zetten we vooral in op het vullen van leemtes. We gaan bijvoorbeeld geen schilderijen van Ensor aankopen. Als iemand er ons één wil schenken, dan gaan we natuurlijk geen nee zeggen. Maar kopen: dat is meer voor het KMSKA of Mu.ZEE in Oostende – Ensor past in hun collectie.”
“Wij beheren een aankoopbudget van stad Leuven. De voorbije jaren is dat gevoelig gestegen. Een heel goede zaak, vind ik, want nu kunnen we ons toch wat meer uit de slag trekken op de kunstmarkt. Eind 2019 hebben we ‘Man van smarten’ kunnen kopen, een werk uit het atelier van Dieric Bouts. En vorig najaar hebben we bij een kunsthandelaar in Londen drie gebrandschilderde vroeg-16de-eeuwse medaillons kunnen aanschaffen, waarvan er één wordt toegeschreven aan de Leuvense kunstenaar Jan Rombouts. Tien jaar geleden was dat minder evident geweest. Een heel leuke evolutie.”
Wat zit er in de collectie Hedendaagse Kunst?
Eveline De Wilde is collectiebeheerder Hedendaagse Kunst bij M.
“M bewaart de kunstcollectie van Cera. Dat is een coöperatieve met 400.000 leden, die hier in Leuven is gevestigd. Cera is een grootaandeelhouder van KBC en investeert ook in kunst. De eerste aankopen dateren van 1998 en ondertussen is de collectie uitgegroeid tot zo’n 500 werken van honderd kunstenaars.”
“Cera wil kansen geven aan opkomende Belgische kunstenaars die relevant werk maken maar nog geen gevestigde waarden zijn. En het investeert ook in werk dat belangrijk is geweest voor de Belgische kunstgeschiedenis in de laatste decennia van de 20ste eeuw, maar misschien wat onderbelicht is gebleven.”
“We bewaren hier in M ook een tiental werken uit de hedendaagsekunstcollectie van de Vlaamse Gemeenschap. Die koopt sinds enkele jaren actief werken aan van Vlaamse kunstenaars, en geeft ze in bruikleen aan de grote Vlaamse musea. Op die manier worden ze bewaard in een professioneel depot en kunnen ze ook aan het publiek getoond worden.”
Video en zo
“Het grootste deel van de collectie hedendaagse kunst die we in M bewaren bestaat uit schilderijen, tekeningen en foto’s. Die stellen geen bijzondere problemen, qua conservatie. We hebben ook installaties, maar die kan je meestal eenvoudig demonteren en als aparte stukken bewaren. Moderne media zoals video degraderen wel. Daar moet je dus regelmatig eens naar kijken. Een paar jaar geleden hebben we alles op dvd gezet en nu staan we op het punt om onze hele collectie te laten converteren naar digitale bestanden. We bekijken dat geval per geval. Als de kunstenaar wil dat het beeldmateriaal op pellicule wordt afgespeeld, dan digitaliseren we niet, maar winnen we advies in bij experts over de conservatie.”
“De hele collectie hedendaagse kunst is geregistreerd en dus makkelijk opzoekbaar. Maar er zit ook veel kennis bij de medewerkers van M. Eva Wittocx, curator en afdelingshoofd Hedendaagse Kunst, weet bijvoorbeeld ongelooflijk veel over de kunstwerken en de geschiedenis van de collectie, ook al omdat ze nog vóór het partnership met M betrokken was bij het toenmalige adviescomité voor de aankopen. Eva, haar mede-curator Valerie Verhack en ikzelf gaan nog altijd ieder jaar een paar keer praten met de mensen van Cera. We geven advies op basis van gesprekken met kunstenaars, galeriebezoeken en ontwikkelingen die we in de kunstwereld zien. Maar Cera beslist, en Cera koopt aan. Dat is een heel unieke situatie: een museum dat een bedrijfscollectie in huis heeft, en intensief met dat bedrijf samenwerkt aan de collectie.’’