Iedereen beeldgeletterd

Iedereen beeldgeletterd

Triptiek met de calvarie, Michiel Coxcie, M Leuven

Triptiek met de calvarie, Michiel Coxcie, M Leuven, foto artinflanders.be, Dominique Provost

    Onze collectiepresentaties herdenken ging niet over één nacht ijs. Wie willen we als museum zijn? Waar willen we naartoe? Die vragen hielden ons de afgelopen jaren bezig. Het concept beeldgeletterdheid was dé grondstof voor deze denkoefening. Maar wat betekent beeldgeletterdheid nu concreet voor M? Dat vertelt Peter Carpreau, voormalig afdelingshoofd Oude Kunst.

    Triptiek met de calvarie, Michiel Coxcie, M Leuven

    Triptiek met de calvarie, Michiel Coxcie, M Leuven, foto artinflanders.be, Dominique Provost

      Jezus draagt een pamper

      Overal ervaren we voortdurend beelden. Het is onze manier om met de werkelijkheid om te gaan, negentig procent van wat we absorberen gebeurt met onze ogen. De betekenisverschillen die hieruit voortkomen, maken iedereen per definitie beeldgeletterd. We lezen, begrijpen en schrijven in beeldtaal. Die is bijgevolg overal, ook in onze communicatie staat ze meer en meer centraal. De digitale revolutie rijkt ons hier handvaten aan, zo vormen emoji’s vandaag de meest succesvolle universele taal. Daarnaast kunnen we zowat alles op onze telefoon terugvinden met twee taps en drie swipes, supersimpel en razendsnel zonder ons te moeten verplaatsen. 

       

      Samen met mijn zesjarige zoon keek ik naar een kruisigingstafereel. “Kijk papa, Jezus draagt een pamper!” Ik wist even niet wat te zeggen, maar zijn opmerking was allerminst fout. Wel gaf ze me een totaal andere inkijk op een voor mij erg vertrouwd tafereel.

      Peter Carpreau
      Voormalig afdelingshoofd Oude Kunst

      Toch negeren musea nog al te vaak deze realiteit. De wandtekst als bijbel, centraal vooraan als eerste steile berg waar iedere toeschouwer overheen moet – heb je het niet gelezen, ben je niet mee. De inhoud laat zich meestal raden: de bestaansreden en (kunsthistorische) ontstaansgeschiedenis van de tentoonstelling in kwestie worden uitvoerig verantwoord en toegelicht. Waarom zo halsstarrig blijven focussen op tekstuele geletterdheid en onze zintuiglijke waarneming als primaire kennisbron negeren? Nieuwe tijden dwingen tot (zelf)reflectie. Laten we dus die museumtaal herdenken en het beeld an sich centraal stellen.  

       

      Vier componenten

      Wat maakt dat ik een beeld kan lezen en beschrijven? Zeker, beeldgeletterdheid kan je leren. Maar door meer stil te staan bij wat we nu al onbewust doen, komen we al een heel eind. We onderscheiden vier componenten die ons hierin helpen:
       

      1. Om te beginnen is er onze houding: moet ik me op een welbepaalde manier gedragen? Zo selecteren sommigen een beeld voor een ander doel dat het museum overstijgt. Denk hierbij aan de ondertussen klassiek geworden foto waarbij de toeschouwer zichzelf centraal stelt en het beeld waar het om zou moeten draaien op de achtergrond “verdwijnt”.
      2. Een tweede component is kennisoverdracht. Een vanzelfsprekendheid voor ieder museum, de vraag is alleen op welke manier. Zo kan de scenografie van de ruimte kennis verschaffen, het wijzigen ervan verdient eveneens uitleg. Het restauratieproces hoeft bijgevolg ook niet achter gesloten deuren plaats te vinden indien ze in de scenografische opstelling kan betrokken worden. 
      3. Vervolgens rijkt beeldgeletterdheid tal van vaardigheden aan, de derde component. Vaardigheden zijn erg tastbaar: ik moet iets kunnen doen. Zo is er de vaardigheid van het vergelijken: een barokwerk over moeder en kind is een universeel gegeven doorheen de ganse kunstgeschiedenis. De curator kan deze vaardigheid in meerdere of mindere mate prikkelen.
      4. Tenslotte is er nog de reflectiecomponent: stilstaan bij het eigen observatievermogen. Dit kunnen we als museum actief aanmoedigen. Gedragen andere toeschouwers zich zoals ik? Wat doen zij anders? Gedraag ik mij anders binnen dan buiten een museum? Door naar anderen te kijken wordt de toeschouwer uitgenodigd hierover na te denken. 

      Deze vier componenten – houding, kennis, vaardigheid en reflectie – nodigen uit tot een meer bewuste aanpak van beeldgeletterdheid. Maar hoe werkt dit nu in de praktijk? Alles staat of valt bij de context waarin beeldgeletterdheid zich moet manifesteren: het museum zelf.  

       

      Beeldgeletterdheid in de praktijk

      Welke tools hebben we als museum in huis om deze vier componenten meer tot hun recht te laten komen? 
       

      • Echt kijken: We vormen ons een ‘beeld’ zonder erbij stil te staan. Dit gebeurt op basis van voorkennis waardoor onze blik zich automatisch verengt. Door vragen te stellen aan de bezoeker, kan de blik zich verbreden, weg van de eigen voorkennis. Zo kom je tot wat je echt ziet. 
      • Kijken met je verbeelding: We zien niet alleen, we denken ook verder op basis van onze verbeelding. We vragen af wat er zou kunnen zijn, we beginnen fantaseren waar de werkelijkheid eindigt. Als museum stimuleren we dat verbeeldingsproces en moedigen we aan om out of the box te denken.
      • De omweg als mooiste weg: Uiteraard vertelt ieder kunstwerk ook een verhaal op zich. Dit is vaak het eerste referentiepunt voor de bezoeker: wat wil de kunstenaar vertellen? En wat is de kunsthistorische achtergrond? Als museum kunnen we dit ook omdraaien wat vertelt dit werk over mij, hoe kan ik mijn verhaal linken aan het kunstwerk? De eigen – introspectieve, emotionele, sociale … – analyse kan daar evengoed naast staan. Het is aan ons deze aan te wakkeren. Soms is de omweg de mooiste weg.

      We willen geen laboratorium zijn: we zoeken geen feiten, voeren geen experimenten uit, komen niet tot conclusies. Wel willen we tot een bewustwording komen, waarbij we kunnen leren van de bezoeker. Met z’n allen in dialoog mogelijkheden zoeken. Dat is hoe én waarom we willen werken. 

      Ik wil meer weten over de kracht van beelden