In gesprek met Lola Daels, M-resident
Lola Daels, M-resident
Sinds begin september heeft M weer een nieuwe resident. Vijf maanden lang mag kunstenares Lola Daels (1990) zich in het M-atelier in Cas-co toeleggen op nieuw werk.
Ik maak me zorgen over de planeet. En dat zie je in mijn kunst
Lola: “Ik ben een grote verzamelaar, al mijn hele leven. Dat hoeven niet per se waardevolle dingen te zijn. Ik heb in mijn atelier dozen vol avocadopitten, koffiepads, luciferdoosjes… Misschien ga ik daar nooit iets mee doen, maar ik kan er ook niet meteen afstand van nemen. Op een gegeven moment heb ik beslist om er werken mee te maken, om te proberen het verhaal achter dat object te vertellen.”
“Toen ik meer begon te reizen – voor residenties, maar ook gewoon uit interesse – heb ik met eigen ogen gezien dat het niet zo goed gaat met de wereld. Plekken zoals het Atlasgebergte in Marokko en de zoutvlaktes in Iran hebben duidelijk te lijden onder vervuiling en klimaatverandering – een rechtstreeks gevolg van het feit dat wij mensen hier op deze planeet rondlopen. Ik maak me daar zorgen over en ik probeer zelf een zo klein mogelijke milieu-impact te hebben. Ik koop niet-verpakte biologische levensmiddelen. Ik probeer niet meer te vliegen. Ik eet geen vlees. Dat soort dingen. En het kon niet anders dan dat die bezorgdheid zich zou uiten in mijn werk en de materialen die ik gebruik.”
De switch
“Dat is gebeurd tijdens een residentie in Parijs. Ik was daar een serie replica’s aan het maken van een steen die ik in Marokko gevonden had. Voor mij was die heel mooi en interessant, maar volgens een geoloog die ik had geraadpleegd ging het om gedroogde, versteende klei, zonder reële waarde. Dat raakte mij echt. Ik dacht: hoe kun jij nu voor iedereen beslissen dat die steen geen waarde heeft?! Ik ben heel erg beginnen na te denken over waarde en authenticiteit, en daar is dat werk – de replica’s van die steen – uit voortgevloeid. Ik had ze gemaakt uit epoxyhars, eigenlijk een vies, vervuilend materiaal.”
“Maar toen die serie af was, heb ik beslist om nooit meer opnieuw zoiets te maken. Het klopte niet voor mezelf. Ik sta zodanig bewust in het leven: wat ik eet, wat ik draag, hoe ik reis... Alleen in de materialen die ik gebruik om kunst te maken zag je dat niet. Sindsdien heb ik de switch gemaakt naar natuurlijke materialen, zoals zand, zout, zeep, klei, steen... Vaak hebben die een tijdelijk karakter, dus dat is ook niet altijd evident.”
“Ik ben me erg bewust van wat ik achterlaat als kunstenaar – als iemand die per definitie nieuwe dingen creëert. Dat is zo’n filosofisch vraagstuk dat maar terug blijft komen: als je echt, écht goed wil doen voor deze planeet, dan zou je beter gewoon niet bestaan. En zeker al geen dingen maken en dingen achterlaten. Dus als ik beslis om toch met materialen te werken die enige tijd zullen blijven bestaan, dan wil ik op zijn minst een heel duidelijke boodschap erin stoppen en heel zelfkritisch zijn.”
Mariagrot
“Een goed voorbeeld is een werk dat ik in rocaille gemaakt heb: ‘150,3 CO2’. Rocaille of cementrustiek kennen we allemaal van de Mariagrotten: je bootst natuurelementen zoals rotspartijen of takken na in cement. Dat roept weer die vraag naar authenticiteit en waarde op. Waar komt die drang vandaan om een grot na te bootsen, vaak dan nog in het midden van de stad? Enfin, ik ben gefascineerd geraakt door die techniek en ik ben in de leer gegaan bij een van de laatste vier rocailleurs in België, Françoise Lombaers.“
“Ik heb zelf geen wagen, maar als ik meerijd met vrienden zie ik langs de autosnelweg al die grote palen van Shell staan. Op een bepaald moment was ik aan het lezen over fossiele brandstoffen, en hoe die CO2 dumpen in onze zeeën en oceanen. Zodanig veel dat het water verzuurt en de koralen en de schelpen gaan oplossen. Hoe hypocriet is het dan dat een oliebedrijf net een schelp als logo heeft? Toen heb ik beslist heb om in rocaille zo’n paal te maken met een sint-jakobsschelp erbovenop. En op die paal een natuurlijk reliëf aan te brengen – imitatieboomschors van een wilde kers, meer bepaald. Voor mij is dat een donker, kritisch werk, maar toch ook wel een beetje grappig. Die rocailletechniek is zó kitsch… Ik vind het ook wel belangrijk om niet te preken of zo, want dat kan een averechts effect hebben. Het moet er niet bovenop liggen.”
“De naam verwijst overigens naar de kilo’s CO2 die zijn uitgestoten om het werk te maken en te vervoeren. Eerst was het 135 CO2, maar bij iedere verplaatsing komt er iets bij. Nu staat het werk in Middelheim.”
Leuven of São Paulo
“Na mijn kunstopleiding bij LUCA School of Arts ben ik gaan werken als productieassistent bij een Portugese kunstenares. Maar na een paar jaar had ik door: oké, ik moet niet voor iemand anders werken, ik moet zelf dingen maken. Ik miste dat te hard.”
“Ik ben toen begonnen met het aanvragen van residenties. Vaak waren die in het buitenland: Marokko, Iran, maar bijvoorbeeld ook Parijs. Ze zijn superbelangrijk geweest in de ontwikkeling van mijn werk en in de vragen die ik mezelf ben gaan stellen. Maar ik vind het heel fijn om ook eens een residentie te kunnen doen in eigen land. Toen M mij vroeg, was ik net ook toegelaten voor een residentie in Brazilië. Ik heb daar een paar weken serieus over moeten nadenken: 5 maanden São Paulo of 5 maanden Leuven... Maar ik heb dan toch voor M gekozen.”
Schuurwerk
“Ik weet al redelijk goed waar ik aan ga werken tijdens mijn residentie. Ik móét wel plannen en vooruitdenken, want wat ik doe, is erg arbeidsintensief. Als ik pas in september begin na te denken, heb ik tegen het einde van mijn residentie waarschijnlijk net mijn materialen verzameld.”
“Er zijn twee Italiaanse technieken waar ik rond wil gaan werken. Eentje heet scagliola, een soort imitatiemarmer. Je maakt het door gips te kleuren, er een soort brood van te kneden en daar schijven van te snijden. Het is zeker even duur als marmer zelf, ironisch genoeg, want er kruipt ongelooflijk veel werk in het opschuren van die schijven. Voor 20 bij 20 centimeter ben je makkelijk een dag bezig. Het ambacht is nagenoeg uitgestorven, net omdat het zo arbeidsintensief is.”
“Bij M wil ik een serie sculpturen gaan maken in scagliola. Makkelijk zal het niet zijn. De mallen maken is al geen sinecure, en er zal enorm veel schuurwerk zijn. Maar ik wil het al zo lang doen, en nu heb ik eindelijk de gelegenheid.”
“Die andere Italiaanse techniek waar ik tijdens de residentie mee wil experimenteren heet pietra dura – letterlijk: harde steen. Het is ontstaan in de renaissance en het lijkt wat op houtinlegwerk, behalve dan dat je stenen gebruikt: marmer, malachiet, lapis lazuli… Ook een supertijdrovende en dus heel dure techniek. Ik heb het leren kennen in het Museo Opificio delle Pietre Dure in Firenze. Een klein museum, maar die techniek is zo fascinerend dat je er makkelijk een hele dag kunt zoekmaken. Het ambacht wordt bijna alleen nog in Firenze beoefend, in ateliers waar ze het van generatie op generatie doorgeven. Ze schermen het ook af. Buitenstaanders komen er niet in, heb ik ondervonden. Uiteindelijk ben ik na lang zoeken in de leer kunnen gaan bij een ambachtsman in Engeland.”
Eerlijke feedback
“Ik heb de residentie in M gekozen omdat het de perfecte plek is om mijn Belgisch netwerk uit te breiden. En bovendien kan je er focussen op de ontwikkeling van je werk. Je krijgt bijvoorbeeld een budget om curatoren uit te nodigen om naar je werk te komen kijken. Dat is zeer waardevol. Ik wil echt nog eens eerlijke, kritische feedback op mijn werk. Na je afstuderen – bij mij was dat in 2014 – gebeurt dat eigenlijk niet meer. Het is goed dat je af en toe eens uit je eigen wereldje getrokken wordt en de visie van iemand anders te horen krijgt. Echt: ik kijk heel erg uit naar die vijf maanden bij M.”