Huma Bhabha in M
Huma Bhabha in M
Huma Bhabha werd geboren in Karachi, Pakistan, en verhuisde op haar 19de naar de VS om kunst te studeren aan de Rhode Island School of Design. Pas op haar 41ste, in 2004, kreeg ze haar eerste solotentoonstelling in New York. Een goede zaak, vindt ze: “Als je in je jonge jaren niet veel aandacht krijgt, blijf je je eigen weg volgen. En die leidt naar plekken waar niemand anders komt.”
Ik ben niet bang voor emoties. Die maken het werk sterker
Het heeft van Bhabha een volstrekt unieke kunstenares gemaakt, die haar eigen taal en esthetiek heeft ontwikkeld. Het bekendst is ze om haar indrukwekkende sculpturen – huiveringwekkende, imponerende wezens waarvan je nooit zeker kunt zeggen wat het nu zijn: monsters, dieren, goden, mensen, aliens… Ze maakt ook tekeningen op papier en foto’s.
Eén ding hebben al je werken gemeen: je voelt meteen dat er heel wat lagen inzitten. Niet alleen fysiek, maar ook qua invloeden en thematiek.
Huma Bhabha: “Ja. Er zitten een hoop verschillende dingen in je hoofd. Je hebt die in de loop van je leven opgeslagen, en op de een of andere manier beginnen die met elkaar te dansen.”
“Als ik aan een nieuw werk begin, ga ik vaak terug naar dezelfde invloeden, die ik dan steeds opnieuw bekijk: afbeeldingen van oude beeldhouwwerken, Afrikaanse sculptuur, Duits expressionisme, Picasso, Giacometti… Ook Gandharakunst, een beeldhouwstijl die ontstaan is in de eerste eeuwen van onze tijdrekening in de streek waar ik vandaan kom – een mengeling van Griekse en boeddhistische invloeden. Gandhara zit op het kruispunt van het Oosten en het Nabije Westen. Vanuit Pakistan bekeken is Griekenland niet zo ver weg. Reizigers en handelaars kwamen er elkaar tegen. In die tijd vierden ze meer de ontmoeting van culturen, en hoe daar nieuwe dingen uit voorkomen. Je had minder het idee van ‘dit zijn wij’. Nationalisme vind ik een van de verschrikkelijkste dingen die er zijn. Het doodt alles wat anders is.”
“Het werk van mijn hedendaagse collega’s is ook een grote invloed. Als kunstenaar kan je stelen van wie je wil (lacht).”
Je hebt vroeger al James Ensor vernoemd als invloed.
“Ja. Ik zou hem een expressionist noemen. In de middelbare school hadden we een uitstekende leraar kunstgeschiedenis, die ons ook Europese werken leerde kennen. Kunstenaars als Ensor spraken me aan. Ik ben erg beïnvloed door hoe hij gezichten schildert: vervormd, met ongewone, intense kleuren… Niets is normaal, om het zo te zeggen, alles is heightened. Hij weet het groteske en karikaturale heel goed te versmelten met het realistische. En hij slaagt erin zijn angsten en emoties te projecteren in zijn werk. Zijn composities, de accenten die hij legt, hoe hij een gezicht tekent: allemaal het resultaat van hoe hij naar dingen kijkt. Wij kijken zo niet. Niemand kijkt zo. Dat trekt me aan in zijn werk.”
“In mijn eigen werk zit ook veel emotie. Veel anxiety over de eindeloze oorlog. Het houdt nooit op. De westerse troepen zijn net weggetrokken uit Afghanistan, en dan begint meteen de oorlog in Oekraïne. De schade die dat aanricht, niet alleen lokaal, maar in de hele wereld… Ik ben geen politieke kunstenaar, geen activist. Ik wil alleen getuigen over wat ik zie, op de manier die bij mij past. En ik ben zeker niet bang voor emoties, want die maken het werk sterker.”
Nog een andere belangrijke invloed op je werk: sciencefiction en horror.
“Ja, sommige horror- en sf-films hebben een grote impact op me gehad. Ik raakte geïnteresseerd in de special effects, en ik wilde kijken of ik zelf van die gemuteerde wezens kon maken. Omdat ik zover van de mainstream zat, maakte het toch niet uit wat ik deed. Vooral films uit de jaren tachtig waren zeer inspirerend voor mij: ‘Alien’, ‘The Terminator’, ‘Scanners’.”
Wat spreekt je aan in ‘Alien’? Het verhaal? Het monster, dat gecreëerd werd door de Zwitserse kunstenaar Giger? De beeldtaal van de film?
“Alles samen. De spanning. De creativiteit. De beelden... Giger is geweldig getalenteerd. Hij tekent en schildert als Michelangelo. Maar zijn ontwerpen voor ‘Alien’ steken er voor mij toch bovenuit. Zijn andere werk is ook knap, daar niet van, maar voor mijn smaak toch wat te maniëristisch.“
“‘Alien’ is ongelooflijk. Hoe het ruimteschip eruitziet, de planeet en het landschap… Je hebt echt verbeelding nodig om zo’n andere wereld te creëren. Giger heeft duidelijk veel naar industrieel design gekeken om het interieur van het ruimteschip vorm te geven. En ik vermoed naar insecten en andere dieren voor het wezen zelf. Geniaal werk.”
Je werkt met piepschuim, rubberen banden, afvalhout, maar ook met meer traditionele materialen als brons en klei. Heb je specifieke materialen nodig voor een specifiek werk?
“Nee, daar geloof ik niet in. In mijn beginjaren had ik geen onbeperkt budget. Dat speelde zeker ook mee bij de keuze van de materialen. En ik voelde me al van jongs af aan aangetrokken tot het idee van collage en assemblage. Je gebruikt wat je maar kan vinden, en wat je in staat stelt te maken wat je wilt. Piepschuim, objets trouvés, stukken hout: dat voelde allemaal natuurlijk voor mij.”
“De materialen hebben mee de ontwikkeling van de werken bepaald. De werktuigen ook. Die moesten simpel zijn, want ik ben geen timmerman of lasser en ik wil toch alles zelf kunnen doen. Het praktische doel is dat de werken sterk zijn en niet uiteenvallen als je ze verplaatst. Ze zien er misschien fragiel uit, maar ze zijn het niet.”
“Eind 2000 was ik in Mexico met mijn man (de kunstenaar Jason Fox, red.). Hij was er voor een eigen project, en omdat ik tijd over had, begon ik in de hotelkamer te experimenteren met klei. Ik vond het een erg dankbaar materiaal om mee te werken. Terug in New York kwam ik uit op klei die vanzelf hard wordt, zonder dat je ze moet bakken. Dat werkte voor mij, want ik vind graag nieuwe manieren om iets te doen – korter en makkelijker, zodat ik het allemaal zelf kan. Vervolgens ben ik armaturen gaan maken uit simpele materialen als kippengaas en hout. Daar bracht ik klei op aan, als een soort huid. Dat voelde zeer natuurlijk aan, en ik begon te beseffen dat je veel kon bereiken met die werkwijze. Er gingen plots een heleboel deuren open. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het portretteren van mensen – ik was er van jongs af goed in. Dus, geïnspireerd door Picasso’s ‘Hoofd van een vrouw’, besliste ik om grote hoofden te maken uit klei.”
Onverwoestbaar
“Veel van wat ik net verteld heb, is gebeurd toen ik wegging uit New York City, omdat ik het me niet meer kon veroorloven om daar te wonen. Ik verhuisde naar Poughkeepsie, een klein stadje in de vallei van de Hudson. Doordat niemand echt keek naar wat ik maakte, had ik veel vrijheid. Je vergelijkt jezelf niet met anderen. Je doet waar je zin in hebt, en dat werkt erg bevrijdend. Je geeft er niet om of het werk iets betekent voor andere mensen, of het de aandacht zal trekken. Zo heb ik de kleiwerken kunnen ontwikkelen tot een niveau dat ze hun eigen karakter kregen.”
Waarom is het zo belangrijk voor je om je werken eigenhandig te maken?
“Ik maak dingen, ik hou van bescheiden materialen en ik ben er niet in geïnteresseerd me werk toe te eigenen dat ik niet met mijn eigen handen heb gemaakt. Ik had er ook de middelen niet voor (lacht). Toen ik begon als kunstenaar, in de late jaren tachtig in New York, was appropriation – toe-eigening – erg populair. Als iedereen rond je dezelfde weg volgt, dan ga ik de andere kant op. Want als kunstenaar wil je iets doen waarvan je voelt dat er originaliteit in zit – al is niets natuurlijk volledig origineel.”
Hoe zijn je bronzen werken er dan gekomen?
“Ik hou van brons, hoe het eruitziet, hoe het aanvoelt, hoe het veroudert. En het is ook bijna onverwoestbaar. Maar ik heb het me lange tijd gewoon niet kunnen veroorloven. Voor mijn eerste tentoonstelling in een galerie wou ik een bronzen beeld maken. Ik had een sculptuur in klei, maar toen de firma ons de prijs gaf om het in brons te gieten, wisten we meteen: ‘Oké, vergeet het maar’ (lacht).”
Hoe ga je te werk als je een nieuw stuk maakt?
“Veel mensen hebben heel specifieke ideeën. Ze maken ontwerpplannen, en het afgewerkte stuk ziet er precies uit zoals ze bedoeld hadden. Ik kan zo niet werken. Ik heb wel een idee, maar ik kom er al doende achter hoe ik tot het beste resultaat kom. Iedere ingreep leidt tot de volgende, en halverwege zit ik al op een compleet andere weg dan toen ik eraan begon. Bij mij komt de klaarheid met het proces, en de materialen dicteren mee mijn beslissingen. Het kan gebeuren dat ik verschillende dingen uitprobeer en dan toch weer bij mijn oorspronkelijke idee aanbeland. Veel heeft ermee te maken dat ik alles zelf doe. Je handen denken ook mee.”
South Park
Een ander aspect van je werk zijn je tekeningen, die je vaak maakt op foto’s die je zelf hebt genomen. Ook daarin zitten veel lagen en invloeden.
“In de late jaren negentig heb ik een tijdlang mijn studio moeten opgeven. Ik ben toen thuis veel beginnen te tekenen. Ik werkte als receptionist bij een grafisch bedrijf. Ze hadden er een goede bibliotheek, dus telkens als ik wat tijd had, ging ik in de boeken neuzen. Mijn favoriet was een werk uit de jaren zestig over Indische sculptuur, met grote zwartwitplaten van drie- en vijfhoofdige Shiva-beelden. Daar heb ik veel ideeën uit gehaald. Net als uit de ‘Sub-Mariner’-reeks van Marvel, uit de comic books-verzameling van mijn man. De tekenstijl is verbluffend en zeer inspirerend voor mij. Ik hou ook van Japanse anime, al kan ik niet tekenen zoals die artiesten.”
“Zelfs sommige afleveringen van ‘South Park’ vind ik kunstwerken. De makers tekenden zelf de eerste series. Die zijn oké, maar het werd pas echt fantastisch toen ze een hoop getalenteerde mensen aantrokken voor de tekeningen en het inkleuren. Je kan er je ogen niet van afhouden.”
“En net zoals bij de sculpturen: al die invloeden zitten in je hoofd, en vormen mee wat je zelf maakt. Ook Karachi, de plek waar ik ben opgegroeid, is zeer aanwezig in mijn tekeningen. Ik teken vaak op foto’s die ik de voorbije 15 jaar in Karachi genomen heb, vlak bij het strand en de buurt waar ik woonde. Mijn eerste herinneringen zijn de ritten naar school: tien minuten door dat vlakke woestijnlandschap. Wat cactussen, palmbomen en woestijnstruiken, maar voor de rest is het er dor, desolaat en prachtig. Ik ben niet nostalgisch, maar de kleuren uit die tijd zitten in mij. Dat landschap zit in mij.”
“Er zijn dingen in Karachi die ik leuk vind die waarschijnlijk niemand anders iets zeggen. Een groot gat in de stoep, bijvoorbeeld. Dingen die ik heel vertederend vind, en die alleen daar kunnen bestaan. Daar neem ik dan foto’s van.”
“Ieder jaar zie je er meer bebouwing. Het ene jaar neem ik een foto van de fundamenten, het volgend jaar staat er al een verdieping... Karachi voelt aan als een urban ruin, zoals veel steden in de derde wereld. Want als je een huis bouwt begin je met de fundering, en dan wacht je tot je weer geld hebt, en bouw je weer wat verder. Al die onafgewerkte funderingen vind ik bijzonder interessant. Ik zag er sokkels in voor gigantische, monumentale werken. Zo ben ik beginnen te tekenen op die foto’s van dat landschap. Ik begon ook sculpturen te maken en fotografeerde ze in hetzelfde landschap. Door het standpunt van de camera krijg je het gevoel dat de werken heel groot zijn, maar in het echt zijn ze rond de zestig centimeter hoog.”
Wanneer is voor jou een stuk af?
“Er is in ieder geval altijd een punt dat ik moet stoppen (lacht). Je kan te lang werken aan dingen - en dat gebeurt soms ook. Dan moet je iets wegnemen, zodat het er weer fris uitziet. Ik hou van ruwe oppervlakken. Het gebeurt regelmatig dat ik me afvraag: oh, het ziet er toch niet te afgelikt uit? Terwijl voor ander mensen de omschrijving ‘afgelikt’ waarschijnlijk het laatste is waar ze aan zouden denken (lacht).”
“Karachi heeft ook dat ruwe. Persoonlijk ben ik daar erg aan gehecht, en ik denk ook dat ik het begrijp. Dat gevoel wil ik in de werken leggen, en ik denk dat ik daar ook in geslaagd ben. Tot op zekere hoogte.”
Tot slot: je stopt ook humor in je werk. Waarom?
“Mijn gevoel voor humor, dan (lacht). Als je iets heel erg overdrijft, wordt het weleens geestig. Misschien niet voor iedereen, maar in ieder geval voor mij. Daarom hou ik ook van horror en sf: er zit altijd humor in. Dat je na een explosie bijvoorbeeld alleen nog een nasmeulende sneaker ziet, met een scheenbeen dat eruit steekt. Dat is natuurlijk gruwelijk, maar tegelijk ook redelijk grappig.”
“Je mag jezelf nooit te serieus nemen. Ik zie mezelf als iemand die met de handen werkt en haar vaardigheden ontwikkelt, maar ik wil zeker niet pretentieus overkomen, want daar hou ik niet van. Humor is een goed wapen tegen pretentie.”
Huma Bhabha in M
Huma Bhabha is een internationale referentiefiguur in de hedendaagse beeldende kunst. Ze staat bekend om haar uitgesproken beeldtaal, waarin de menselijke figuur in al haar expressieve vormen centraal staat. Haar monumentale, doordringende figuren dragen kracht uit, maar visualiseren tegelijk de kwetsbaarheid van de mens in de wereld.
M organiseert de eerste Belgische museumtentoonstelling van haar unieke oeuvre. We brengen sculpturen en grote werken op papier uit de afgelopen 15 jaar, afkomstig uit publieke en private collecties in binnen- en buitenland. De tentoonstelling is een samenwerking met MO.CO. Montpellier Contemporain, waar het werk van Huma Bhabha vanaf november 2023 te zien zal zijn.